zondag 18 augustus 2013

La maestra: over het doceren van een taal

Eigenlijk ben ik er gewoon ingerold, in het taalonderwijs. Via een stage op de universiteit, en een dame die privéles Italiaans wilde en vervolgens een aanbod om bij de Dante Alighieri in Utrecht te komen werken. Daarna volgde de Volksuniversiteit Utrecht en later een inhouse taaltraining bij eni. Nu ben ik ineens 8 jaar verder en heel wat ervaringen rijker. En ik zou het niet meer willen missen.
 

Lesgeven is een vak

Gekscherend noem ik lesgeven een hobby, het voelt niet als werken. Vaak heb ik een leuke, persoonlijke band met mijn studenten, die ik ook geregeld in privésfeer spreek. Dat neemt niet weg dat ik mijn vak uiterst serieus neem. Want dat is het: lesgeven is een vak. Lesgeven vereist bepaalde skills. Dat je een taal spreekt wil nog niet zeggen dat je die ook kunt onderwijzen. Zo heb je als taaldocent een flinke dosis geduld nodig, zoals de taalstudent geduld nodig heeft om zich die taal eigen te maken. Stelletjes met verschillende nationaliteiten zouden zich hier dan ook niet aan moeten of willen wagen. Het is zo'n romantisch idee om samen elkaars taal te leren, maar in praktijk is dat helemaal niet zo leuk. Het is helemaal niet leuk om met je partner te praten alsof het een klein kind is: langzaam, met makkelijke woorden, duidelijk articulerend. Een echte taaldocent doet dat. Het is niet leuk als je partner met zijn ogen rolt, omdat je weer het verkeerde lidwoord hebt gebruikt of het werkwoord niet hebt vervoegd. Een echte taaldocent doet dat niet.
 

Moedertaaldocent of niet?

In eerste instantie onderwijs ik Italiaans aan Nederlanders. Ik heb die taal gestudeerd aan de universiteit en mijn taalkennis dus stukje bij beetje opgebouwd met blokjes grammatica. Daardoor heb ik een ander soort kennis dan een moedertaalspreker, die opgroeit met de taal. Sommige taalinstituten bieden alleen lessen aan die worden gegeven door een moedertaaldocent. Daar is iets voor te zeggen. De kennis van je moedertaal gaat nu eenmaal dieper en verder. Maar hoe goed ken je de grammatica van de taal waarmee je opgroeit? Hoe vaak filosofeer je eigenlijk over het waarom van woorden en zinsconstructies en ga je er niet te vaak vanuit dat dingen gewoon zo zijn? Als 'buitenlandse' docent ben je bovendien meer in staat vergelijkingen te leggen met andere talen, vooral als je in je eigen taal lesgeeft. Het feit dat ik de Nederlandse taal ken, betekent dat ik de Italiaanse valkuilen ken. Ik weet waarmee Nederlandse studenten moeite hebben en waarom ze bepaalde fouten maken.
 
Maar goed, als een 'moedertaler' dan de voorkeur heeft, zou ik dus Nederlandse les kunnen geven. Dat ben ik dan ook gaan doen. Daarvoor moest ik wel weer met mijn neus in de grammaticaboeken, want het Nederlands uitleggen als een taal zonder regels en logica, gaat er bij mij (en mijn studenten) niet in.  En dan natuurlijk wel alleen aan Italianen, want die ken ik en ook hier geldt dat ik weet waarmee ze worstelen. Welke klanken ze moeilijk kunnen maken, waarom ze geen dubbele klinkers schrijven en dat ze het verschil niet horen tussen vis en vies.

Motivatie

Goed, ik kan dus de grammaticale zaken uitleggen en ik ken bepaalde tactieken om dat te doen. Ik weet waar een taalstudent blij van wordt en wat hem blokkeert. Maar uiteindelijk moet hij of zij het toch zelf doen. Zelf woordjes leren en zelf oefenen. Dan kan de juiste motivatie van essentieel belang zijn. Wat is je doel? Hoe graag wil je het leren? Vind je het leuk om te doen? Dat speelt allemaal mee.
Veel van mijn Nederlandse studenten leren Italiaans voor de lol. Soms uit liefde, bijna altijd omdat het zo'n mooie taal is, vaak omdat ze op vakantie gaan naar Italië en het Engels daar nog altijd niet op peil is. Ze worden niet gedwongen en die ongedwongenheid voer ik door in mijn lessen. Leuke, gezellige en tevens leerzame lessen. De Italianen die bij mij Nederlands leren wonen hier en hebben heel andere motieven: maatschappij, werk, dagelijks leven. En soms uit liefde. Alhoewel geen echte noodzaak, want 'iedereen' spreekt Engels in Nederland. Sinds kort heb ik een Italiaanse dokter op les. Een cardioloog. Hij is pas een paar maanden in Nederland om onderzoek te doen, maar gaat hier tevens met patiënten aan de slag. Hij móét dus Nederlands leren. Toen hij de eerste keer bij mij op les kwam had hij net twee weken intensieve zelfstudie gedaan. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Ik kon gewoon hele gesprekken met hem voeren. Van dat soort studenten word ik blij.
 
Blij word ik ook van studenten die hun eerste volzin produceren, zelf de betekenis van een woord afleiden, een tekst netjes voorlezen, een vraag stellen in hun nieuwe taal. Van studenten die films, boeken en muziek gebruiken als oefening, die elke week weer vol aandacht en energie in de les zitten, die me in de vakantieperiode zelfvertaalde teksten opsturen, die me verrassen met een bloemetje op mijn verjaardag, of me uitnodigen voor een dinertje met de hele klas. Kortom, van lesgeven word ik blij.