zondag 14 april 2013

Een goede, snelle of goedkope vertaling?

Als freelance vertaler heb je het er maar druk mee: je moet niet alleen je teksten goed vertalen en op tijd inleveren, je moet daarnaast ook jezelf (en je vertalingen) verkopen. Om nieuw werk te genereren zul je je vertaalkunsten aan de man moeten brengen. Eerst moet je zorgen dat je vertaalopdrachten binnenkrijgt en daarna dat je je klanten tevreden houdt. Kortom, er zit ook een commerciële kant aan het vertalersvak. En dat is een vak apart. Een woordtarief bepalen, reclame maken voor jezelf, vertaalbureaus aanschrijven en ga zo maar door. Uiteindelijk gaat het erom dat ze jou nemen en niet naar de conculega gaan.
 
Voordat ik als freelancer begon heb ik gelukkig eerst wat werkervaring opgegaan en mijn eerste baan was toevallig een zeer commerciële, daar heb ik mooi mijn vruchten van geplukt. Van mij werd verwacht dat ik klanten enthousiast maakte voor Italiaanse buisconstructies en technische aanverwanten. Mijn collega in de buitendienst zou daarna de bal inkoppen. Vers van de universiteit had ik nog nergens kaas van gegeten, maar mijn eerste baas was een ster in verkopen. Die heeft mij de fijne kneepjes van de verkoopkunst bijgebracht. Dat betekent niet dat ik nu mensen vertalingen aansmeer die ze niet nodig hebben, maar ik heb wel een ding geleerd dat ik graag zou willen delen met andere vertalers, en met name met vertaalbureaus:
 
Iedere aanbieder van welk product of welke dienst dan ook biedt een bepaalde kwaliteit, heeft daarvoor een bepaalde levertijd nodig en vraagt voor dat alles een prijs. Dit zijn drie zeer belangrijke elementen: kwaliteit, levertijd en prijs. Welke klant zou die nou niet alle drie tegelijk hebben? In mijn geval dus een snelle, goede en goedkope vertaling. Dat betekent dat een welwillend vertaler snel en goed zijn best moet doen, maar daar niet voor beloond hoeft te worden. Maar vertalen is toch gewoon een vak? En een vertaling is toch gewoon een product?
 
In de commerciële wereld hebben ze het volgende afgesproken: je mag van de drie bovengenoemde elementen er twee uitkiezen, geheel naar eigen keuze. Een snelle en goedkope vertaling? Kan, maar dat is dan natuurlijk nooit een heel goede. Kwaliteit belangrijk, maar weinig budget? Dat kan, alleen dan niet meteen. Liever toch snel in huis en wel een goede vertaling? Dan zul je wat dieper in je buidel moeten tasten.
 
Dat is toch een eerlijke deal? Wij vertalers houden van ons vak, maar moeten ook brood op de plank brengen en 'erger' nog: we willen graag serieus genomen worden. Dus beste vertaler die voor 6 cent per woord zit te ploeteren, bedenk dit: heb je toch snel en goed werk geleverd? Dan ben je óf een dief van je eigen portemonnee óf je hebt gebrek aan eigenwaarde.
 

donderdag 4 april 2013

Bologna, en hoe het allemaal begon...

In groep 7 kregen we de opdracht om in groepjes van vier een werkstuk te schrijven over een (Europees) land. Ik kan me nog goed herinneren dat ik volmondig 'Italië!' riep. Ik weet alleen niet meer waarom. Dat werkstuk heb ik nog steeds. Mijn favoriete stuk gaat over Bologna. Ik weet niet meer wie van ons het heeft geschreven, maar er staat: In Bologna staan twee torens, de "Due" en de "Torri". Fantastisch! Nu weet ik dat due 'twee' betekent en torri 'torens'. En dat die twee torens in Bologna de Asinelli en de Garisenda heten.
 
Nu weet ik ook dat het de stad van de drie T's is: Torri, Tette e Tortellini.  In eerste instantie dacht ik dat tette (tieten) een typefout was en dat het tetti (daken) moest zijn. Bologna is namelijk fameus om haar rode daken. Daarom wordt ze ook wel la rossa genoemd. Ook vanwege het veelal communistische karakter van haar inwoners. Maar ze is ook la grassa (de vette), vanwege de heerlijk en ietwat dikmakende keuken. En ze is  la dotta (de geleerde), vanwege de oudste universiteit van Europa die zich in haar midden bevindt. Die tieten worden overigens schaamteloos getoond op een grote fontein op het Piazza Nettuno. Ik heb me laten vertellen dat Bologna van nogal losbandige aard is.
 
Vanavond ga ik terug naar deze stad, waar welbeschouwd de basis is gelegd voor mijn carrière als italianist. Waar mijn passie voor Italië en de Italianase cultuur is uitgebloeid tot wat eerst een obsessie was en nu onlosmakelijk deel uitmaakt van mijn leven.

In 2002, na mijn eerste studiejaar ging ik op negentienjarige leeftijd helemaal alleen met het vliegtuig naar Bologna. Dat was toen nog heel spannend. Ik had alle grammatica geleerd en al mijn tentamens gehaald. Het zou goedkomen!
We gingen een zomercursus doen aan het CILTA (Centro Interfacoltà di Linguistica Teorica e Applicata). Alle deelnemende studenten hadden een studentenhuis toegewezen gekregen waar ze tussen de Italiaanse studenten zouden vertoeven. Mij was het meidenhuis ten deel gevallen. Alleen maar dames en ik had niet eens mijn eigen kamer. Die moest ik delen met een Italiaanse die bij mijn aankomst niet aanwezig was, maar wel na mijn eerste (stap)avond in haar bed op mijn kamer lag toen ik om vier uur 's nachts thuiskwam.
Onze lessen waren 's ochtends, van 09.00 tot 13.00. Daarna waren we vrij. Vrij om onze taalkennis in de praktijk te brengen. Die praktijklessen vonden echter veelal 's avonds plaats. Tijdens het uitgaan. In de Ierse pub, in de Giardini Margherita, in de Baraonda. En al gauw waren de lessen op school niet meer zo interessant.
 
In Bologna heb ik mijn eerste droom in het Italiaans gedroomd. Dat schijnt een teken te zijn dat je de taal onder de knie hebt. Ik denk dat ik gewoon een beetje dronken was. In Bologna heb ik kennis gemaakt met Tiziano ferro, met carabinieri en pasta al pesto. In Bologna kwam ik erachter dat Italiaanse mannen zich niet generen bij hun versierpogingen. En dat mensen je op straat veelal groeten en winkeliers en barmannen je de volgende dag herkennen. Dat zelfs de uitsmijter van onze stamkroeg me vier jaar later nog niet is vergeten. In Bologna heb ik elf jaar geleden een vriendschap gesloten die nog altijd voortduurt en met de jaren steeds sterker is geworden. Het is om deze vriendschap dat ik vanavond terugga naar Bologna!