donderdag 19 december 2013

Mine Vaganti in Lecce

Toen ik laatst in Lecce was om een klant bij te staan in zijn communicatie met de pugliesi, werden we door de architect met wie we zakendeden en zijn vrouw mee uit eten genomen. Ze brachten ons naar het meest karakteristieke restaurantje in de oude binnenstad waar nationale en internationale filmsterren altijd komen eten als ze in Lecce zijn, aldus de vrouw van de architect. Aan de muur hingen dan ook vol trots de foto's van de eigenaar in pose naast Carolina Crescentini en Alessandro Preziosi, en van Riccardo Scamarcio gezeten aan zijn maaltje. Natuurlijk kwamen daarbij de verhalen over Lecce en de filmindustrie.

Ferzan Ozpetek

Zo schoot één van Italiës bekendste regisseurs, de Turkse Ferzan Ozpetek, hier de film Mine vaganti (ongeleide projectielen), waarin de eerder genoemde Scamarcio een belangrijke rol vertolkt. In deze romantische komedie zien we een traditionele familie uit Zuid-Italië die het familiebedrijf in pastaproductie moet voortzetten. Jongste telg Tommaso is echter in Rome gaan studeren - geen economie zoals de rest van de familie denkt, maar letteren - en heeft daar zijn ware aard ontdekt. Op de avond dat hij tijdens een familiediner uit de kast wil komen, is zijn oudere broer Antonio hem echter voor. Ook hij blijkt op mannen te vallen en besluit daar openlijk voor uit te komen. Dat zet de gemoederen nogal onder spanning en de pater familias besluit Antonio te verbannen. We volgen de familie die uit man en macht probeert het geheim te bewaren, met alle gevolgen van dien, totdat de tragische dood van oma, ook zo'n ongeleid projectiel, het boeltje weer bij elkaar brengt.

Homoseksualiteit

In Ozpeteks films draait het vaker om homoseksualiteit. Ook in Le fate ignoranti en Saturno contro komt het onderwerp aan bod. Puglia is wat dat betreft misschien wel de meest geschikte regio van (Zuid-)Italië om dit onderwerp aan te snijden. De badplaats Gallipoli staat bekend als trekpleister voor homoseksuelen en ook de presidente della regione, Nicola (Nichi) Vendola, maakt van zijn geaardheid geen geheim. Zo vertelde de architect dat hij laatst nog met hem en diens nieuwe ragazzo op vakantie was.

Filmdecor bij uitstek

Straatje in Lecce
De vrouw van de architect wees me de plek aan waar de twee broers met elkaar op de vuist gaan. Ik had de film toen nog niet gezien, maar heb van de eerste de beste vrije avond gebruik gemaakt om die dvd uit mijn kast te halen. Lecce leent zich uitstekend als filmdecor. De met lichtgele steen beklede smalle straatjes geven het geheel een romantisch tintje. Geen wonder dat Ozpetek zijn laatste film, Allacciate le cinture, dan ook weer daar heeft opgenomen.

Ook benieuwd naar deze feel-good-movie? Bestel dan hier de dvd:

maandag 25 november 2013

What's in a name?

Het is weer bijna 30 november, de dag van Sint Andreas de apostel, dus de onomastico van mijn marito Andrea. In Nederland vieren we dat feest eigenlijk niet, maar in Italië is de naamdag soms zelfs belangrijker dan de verjaardag. Italiaanse kinderen boffen dan ook: zij krijgen twee keer per jaar taart en cadeautjes.
 
Het kiezen van een naam is een bijzonder moeilijke opgave. Je kind loopt er voor de rest van zijn of haar leven mee rond. In Italië worden kinderen nog vernoemd naar een belangrijk persoon in de familie, al blijft het vaak bij één, hooguit twee namen. Ik ben ‘gezegend’ met drie (doop)namen die in het dagelijks leven helemaal niet worden gebruikt (behalve bij het boeken van een vlucht), want ik heb namelijk een roepnaam. Dat begrip kennen ze in Italië niet. Giuseppe wordt soms Pino of Beppe genoemd, maar dat zijn meer koos- of bijnamen.
 
Namen zijn in Italië ook enigszins regionaal gebonden. Grote kans dat Salvatore uit Sicilië komt en Angelo uit Napels. In de jaren 80 was Andrea de meest populaire jongensnaam. De eerste keer dat ik zo’n mannelijke Andrea ontmoette in Italië moest ik wel een beetje gniffelen. Bij ons in Nederland is dat een meisjesnaam, in Italië is de vrouwelijk variant Andreina. Toch bleek later dat er heel wat mannelijke Andrea’s rondlopen in Italië. Ergens is het ook wel logisch dat het een mannennaam is, want die komt namelijk van het Griekse anér of andrós (man) en andréia (fort). Andrea’s zijn dan ook mannelijk, moedig en sterk. Er zijn ook Italiaanse mannen die Simone, Daniele of Michele (uitspraak: Miekééle) heten. Die hebben een vrouwelijke tegenhanger Simona, Daniela en Michela. In Italië heel normaal.
 
Als Nederlands-Italiaans koppel brengt ons dat wel in moeilijkheden. Welke naam gaan wij geven aan ons kind? Voor una femmina (een meisje) hebben we een hoop mooie opties, maar voor un maschio? Je wilt natuurlijk niet dat je zoon wordt gepest met een vrouwennaam. In eerste instantie neig ik naar een mooie Italiaanse naam. Maar dingen als Riccardo en Angelo in Nederland doen mij denken aan schoffies. Een naam als Francesco wordt niet mooi uitgesproken en Marco en Carlo zijn zo standaard. Bovendien doen mij die denken aan Borsato en Boszhard. En hoe zit het dan met Nederlandse namen? Jeroen, Mathijs en Gerbrand krijgen de Italianen haast niet over hun lippen. Ik geniet altijd enorm van Italiaanse verslaggevers die zeer creatief de Nederlandse namen van voetballers uitspreken. Roed Koeliet, Kroe-ief en Van Stekèllenboerg. Bij de Nederlandse verslaggevers die Italiaans voetbal verslaan gaan mijn nekharen overeind staan, omdat ze die mooie Italiaanse namen zo lelijk maken.
 
Verder moet een voornaam ook passen bij een achternaam en vooral niet leiden tot een schaamnaam. Die kans is nogal groot als je je kind Felice (gelukkig/blij) noemt: Piacere, sono Felice del Bagno (Aangenaam, ik ben blij met het toilet) of: Felice Mastronzo (Gelukkig, maar een klootzak). Andere leuke Italiaanse nomi ridicoli zijn: Guido di Rado (Ik rijd zelden auto) of Margherita Pizza. In Italië draaien ze voor- en achternaam altijd om op officiële documenten, dus op haar geboortecertificaat staat dan PIZZA Margherita.
 
Een naam bedenken is dus zeker niet makkelijk. Ons kindje komt eind mei. We hebben dus nog even de tijd om er goed over na te denken. Uiteraard staan we open voor suggesties!
 
 

zondag 10 november 2013

Interculturele bemiddeling

De laatste tijd ben ik bezig met een paar leuke opdrachten die allemaal onder hetzelfde kopje vallen: de interculturele bemiddeling. De Nederlanders voor wie ik werk hebben om verschillende redenen de meest uiteenlopende dingen nodig uit Italië. Van een speciale zandsoort die in Italië wordt gewonnen tot een medisch dossier uit een ziekenhuis vlak bij Rome. Van zonnelenzen voor een nieuw ontworpen zonnebril tot de ontwikkeling van nieuwe projecten in Zuid-Italië. Dit zijn voor mij heel interessante opdrachten, omdat ik daarbij alle kennis die ik tijdens mijn studie Interculturele Communicatie en de jaren waarin ik nauw heb samengewerkt met Italianen kan toepassen. Ik weet hoe ze in elkaar zitten en hoe ik mijn doel kan bereiken.
 

Onoverkomelijke taalbarrière

In eerste instantie komen mijn klanten vooral bij mij terecht omdat ze de taal niet spreken. Hoewel de taalsituatie en internationalisering in Italië volop onderhavig is aan ontwikkeling en verbetering, blijkt dat taal toch het eerste struikelblok is. Het Engels van de Italiaan is nog niet altijd op niveau en de communicatie loopt daardoor vaak niet echt soepel. Bovendien vinden de meeste partijen het prettig om in hun eigen taal te kunnen communiceren. Niet altijd, want het kost natuurlijk wel extra tijd  en geld als de woorden van de ene naar de andere taal moeten worden omgezet, maar de kans op misverstanden is zo wel kleiner. Dus laten ze mij hun e-mails vertalen en nemen ze mij mee naar hun businessmeetings.
 

Communiceren als een Italiaan

Pas later blijkt dat Italianen gewoon ook een andere manier van communiceren hebben. Communicatie gaat niet alleen over woorden, maar ook over gebaren, manieren, middelen. Iedereen weet dat een Italiaanse monoloog gepaard gaat met flinke handgebaren en stemverheffingen. Dat ze graag praten en minder graag e-mailen. Ik zal ook niet zomaar een e-mail sturen, maar eerst altijd even bellen om te kijken wie de juiste persoon is, en de uiteindelijke e-mail zal in eerste instantie veel formeler zijn naar een Italiaanse ontvanger, dan naar een Nederlandse. Daarnaast is het Italiaanse taalgebruik veel chiquer en omslachtiger.
 

Zakendoen in de Italiaanse economie

Dat wij Nederlanders wat rechtdoorzee zijn in woorden en daden kan bij een Italiaan in verkeerde aarde vallen. Daarom is het goed om de regels van het spel te kennen. Je te verdiepen in de Italiaan en te proberen een goede band met hem op te bouwen. Daarbij is voldoende ruimte voor een social talk, over eten of la famiglia, maar vermijd vooral de onderwerpen mafia en politica.
 
Voor wie zelf ook van plan is zaken te doen met Italië, of gewoon uit interesse meer wil weten over de Italiaanse economie, kan vrijdag 29 november terecht in het zakelijk hart van Nederland. Op de Zuidas wordt namelijk door de Werkgroep Italiëstudies een studiemiddag georganiseerd waarop verschillende experts hun boekje zullen opendoen over het hoe en wat rond de Italiaanse economie.
Voor meer informatie, zie:
https://sites.google.com/site/werkgroepitaliestudies/agenda/italiaanse-economie.

Daar zal ook Maarten Veeger spreken, die als Italië-correspondent voor Het Financieele Dagblad schrijft. Wil je weten wat hij allemaal weet over zakendoen in Italië? Koop dan hier zijn Italiaanse zaken. Zakelijk succes volgens Italiaans recept:
 

zondag 18 augustus 2013

La maestra: over het doceren van een taal

Eigenlijk ben ik er gewoon ingerold, in het taalonderwijs. Via een stage op de universiteit, en een dame die privéles Italiaans wilde en vervolgens een aanbod om bij de Dante Alighieri in Utrecht te komen werken. Daarna volgde de Volksuniversiteit Utrecht en later een inhouse taaltraining bij eni. Nu ben ik ineens 8 jaar verder en heel wat ervaringen rijker. En ik zou het niet meer willen missen.
 

Lesgeven is een vak

Gekscherend noem ik lesgeven een hobby, het voelt niet als werken. Vaak heb ik een leuke, persoonlijke band met mijn studenten, die ik ook geregeld in privésfeer spreek. Dat neemt niet weg dat ik mijn vak uiterst serieus neem. Want dat is het: lesgeven is een vak. Lesgeven vereist bepaalde skills. Dat je een taal spreekt wil nog niet zeggen dat je die ook kunt onderwijzen. Zo heb je als taaldocent een flinke dosis geduld nodig, zoals de taalstudent geduld nodig heeft om zich die taal eigen te maken. Stelletjes met verschillende nationaliteiten zouden zich hier dan ook niet aan moeten of willen wagen. Het is zo'n romantisch idee om samen elkaars taal te leren, maar in praktijk is dat helemaal niet zo leuk. Het is helemaal niet leuk om met je partner te praten alsof het een klein kind is: langzaam, met makkelijke woorden, duidelijk articulerend. Een echte taaldocent doet dat. Het is niet leuk als je partner met zijn ogen rolt, omdat je weer het verkeerde lidwoord hebt gebruikt of het werkwoord niet hebt vervoegd. Een echte taaldocent doet dat niet.
 

Moedertaaldocent of niet?

In eerste instantie onderwijs ik Italiaans aan Nederlanders. Ik heb die taal gestudeerd aan de universiteit en mijn taalkennis dus stukje bij beetje opgebouwd met blokjes grammatica. Daardoor heb ik een ander soort kennis dan een moedertaalspreker, die opgroeit met de taal. Sommige taalinstituten bieden alleen lessen aan die worden gegeven door een moedertaaldocent. Daar is iets voor te zeggen. De kennis van je moedertaal gaat nu eenmaal dieper en verder. Maar hoe goed ken je de grammatica van de taal waarmee je opgroeit? Hoe vaak filosofeer je eigenlijk over het waarom van woorden en zinsconstructies en ga je er niet te vaak vanuit dat dingen gewoon zo zijn? Als 'buitenlandse' docent ben je bovendien meer in staat vergelijkingen te leggen met andere talen, vooral als je in je eigen taal lesgeeft. Het feit dat ik de Nederlandse taal ken, betekent dat ik de Italiaanse valkuilen ken. Ik weet waarmee Nederlandse studenten moeite hebben en waarom ze bepaalde fouten maken.
 
Maar goed, als een 'moedertaler' dan de voorkeur heeft, zou ik dus Nederlandse les kunnen geven. Dat ben ik dan ook gaan doen. Daarvoor moest ik wel weer met mijn neus in de grammaticaboeken, want het Nederlands uitleggen als een taal zonder regels en logica, gaat er bij mij (en mijn studenten) niet in.  En dan natuurlijk wel alleen aan Italianen, want die ken ik en ook hier geldt dat ik weet waarmee ze worstelen. Welke klanken ze moeilijk kunnen maken, waarom ze geen dubbele klinkers schrijven en dat ze het verschil niet horen tussen vis en vies.

Motivatie

Goed, ik kan dus de grammaticale zaken uitleggen en ik ken bepaalde tactieken om dat te doen. Ik weet waar een taalstudent blij van wordt en wat hem blokkeert. Maar uiteindelijk moet hij of zij het toch zelf doen. Zelf woordjes leren en zelf oefenen. Dan kan de juiste motivatie van essentieel belang zijn. Wat is je doel? Hoe graag wil je het leren? Vind je het leuk om te doen? Dat speelt allemaal mee.
Veel van mijn Nederlandse studenten leren Italiaans voor de lol. Soms uit liefde, bijna altijd omdat het zo'n mooie taal is, vaak omdat ze op vakantie gaan naar Italië en het Engels daar nog altijd niet op peil is. Ze worden niet gedwongen en die ongedwongenheid voer ik door in mijn lessen. Leuke, gezellige en tevens leerzame lessen. De Italianen die bij mij Nederlands leren wonen hier en hebben heel andere motieven: maatschappij, werk, dagelijks leven. En soms uit liefde. Alhoewel geen echte noodzaak, want 'iedereen' spreekt Engels in Nederland. Sinds kort heb ik een Italiaanse dokter op les. Een cardioloog. Hij is pas een paar maanden in Nederland om onderzoek te doen, maar gaat hier tevens met patiënten aan de slag. Hij móét dus Nederlands leren. Toen hij de eerste keer bij mij op les kwam had hij net twee weken intensieve zelfstudie gedaan. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Ik kon gewoon hele gesprekken met hem voeren. Van dat soort studenten word ik blij.
 
Blij word ik ook van studenten die hun eerste volzin produceren, zelf de betekenis van een woord afleiden, een tekst netjes voorlezen, een vraag stellen in hun nieuwe taal. Van studenten die films, boeken en muziek gebruiken als oefening, die elke week weer vol aandacht en energie in de les zitten, die me in de vakantieperiode zelfvertaalde teksten opsturen, die me verrassen met een bloemetje op mijn verjaardag, of me uitnodigen voor een dinertje met de hele klas. Kortom, van lesgeven word ik blij.

dinsdag 23 juli 2013

Op reis met Marina Fiorato

Een spannend boek vol intrige, liefde en verraad. Het perfecte vakantieboek! Dat was wat ik wist over Het Venetiaans Verbond (uit het Engels vertaald door Els van Son). Dat boek ging dus mee op huwelijksreis. En al zou ik niet op vakantie gaan, dan zou dit boek me alsnog mee op reis nemen. Naar vroegere tijden, naar Constantinopel, naar Venetië. Naar oorlogen en gevechten. Naar zeevaarders, sultans, doges. Naar gesluierde vrouwen en gemaskerde mannen.

Synopsis

Venetië, 1576. Vijf jaar na de nederlaag van het Ottomaanse Rijk weet een schip met dodelijke vracht ongezien Venetië binnen te varen. Even later strompelt een doodzieke man de loopplank af en valt neer op het San Marcoplein; hij heeft een 'cadeau' van Constantinopel voor Venetië bij zich. Binnen enkele dagen is de stad getroffen door een pestepidemie en heeft de Turkse sultan zijn revange. Maar het schip heeft nog een verstekeling aan boord: Feyra, een mooie jonge arts op de vlucht voor haar toekomst als concubine van de sultan. De wanhoop nabij geeft de doge zijn architect Palladio de opdracht de grootste kerk uit zijn carrière te bouwen, een offer aan God dat zo groot is, dat het Venetië van de ondergang moet redden. Maar Palladio is ook ziek en het vergt het uiterste van Hannibal Cason, de beste arts van de stad, om hem in leven te houden. Maar waar Cason niet op gerekend heeft, is de intelligente Feyra, een vrouw die niet alleen op professioneel gebied zijn gelijke is, maar hem ook nog wat kan leren over mededogen.

Zestiende-eeuwse soap

Het Venetiaans Verbond vertelt het verhaal van Feyra, die op noodlottige wijze haar thuis moet verlaten en in het kwaadaardige complot van de sultan, die haar halfbroer blijkt te zijn, terechtkomt. Het Venetiaans Verbond vertelt ook het verhaal van de architect Palladio, die de belangrijkste opdracht van zijn leven moet vervullen en van dokter Hannibal Cason, die de zware taak op zich neemt de pestplaag in Venetië het hoofd te bieden. Schitterende personages en verhaallijnen die op geniale wijze samenkomen in deze soapachtige roman, waarin het noodlot meerdere keren toeslaat. Net als je denkt dat alles goedkomt, gaat er toch weer iets mis. En dat houdt het boeiend.
 

Haat en liefde

Het ontbreekt dan ook niet aan haat, liefde en tweestrijd. Tweestrijd tussen het christendom en de islam, tussen de Venetianen en de Turken, tussen man en vrouw. We zien welke impact het geloof kan hebben op het menselijke gedrag. Hoe ondraaglijk het is voor een moslima om in een chirstelijke stad rond te dwalen: Het viel haar op dat de herder-profeet alomtegenwoordig was: op iedere straathoek en boven idere kerk. In haar geloof was het niet geoorloofd om God te verbeelden, het werd niet alleen als goddeloos maar ook als onmogelijk beschouwd. Maar hier leefden de christenen met hun God alsof hij hun buurman was en viel hij niet te ontwijken.
Maar ook de gevolgen van een oorlog, die twee volkeren misschien wel voor altijd tegenover elkaar zet, de haat jegens de ander, de onwetendheid over andere culturen hebben een belangrijke invloed op de loop van de gebeurtenissen. Al blijkt de kracht van de liefde - tussen man en vrouw, maar ook voor de medemens - uiteindelijk toch sterker. 

Historische feiten

Het Venetiaans Verbond is meer dan alleen een verhaal om lekker bij weg te dromen. Fiorato heeft ons iets te leren. Over geschiedenis, medicijnen en architectuur. Op meesterlijke wijze verbindt ze een aantal historische feiten - de pestplaag, de slag bij Lepanto, de grote brand van Venetië, de bouw van de Redentore - met elkaar in een sprookjesachtig verhaal vol spanning, liefde en emotie. Haar kennis van zaken lijkt oneindig en ik heb me meerdere keren afgevraagd of ik in een waargebeurd verhaal zat.
 
Laat je dus meevoeren op het vliegende tapijt dat Marina Fiorato voor ons heeft geweven en droom lekker weg tijdens je vakantie. Nieuwsgierig geworden? Koop dan hier dit schitterende boek:
 
 

donderdag 27 juni 2013

De internetgegevens van een vertaler

Nu al die klokkenluiders dagelijks in het nieuws zijn en er rare verhalen de ronde doen over NSA, CIA, FBI en andere spannende organisaties die onze berichten aftappen, onze computers kraken en over onze telefoon- en internetgegevens beschikken, begin ik me toch een beetje zorgen te maken. Ik heb helaas niets te verbergen, maar ik vertaal wel boeken. En dat betekent dat ik puur beroepsmatig wel eens op 'bepaalde' websites kom. Want van 'bepaalde' onderwerpen weet ik nu eenmaal niets af. Seks, drugs, wapens, dat soort dingen. Maar die dingen komen wel voor in boeken. In boeken die ik vertaal.
 
Neem nou pokeren. Pokeren is hip. Maar ik vind er niet veel aan, dus speel geen potjes poker. Hoe heten dan al die pokertermen? Wat is een flush, een pass, een call? En drugs! In meerdere boeken worden drugs gebruikt. Hier en daar een jointje, maar ook amfetamine en vooral veel coke. Voor Parlami d'amore moesten we op zoek naar allerlei bijnamen voor cocaïne: sos, witje, poedersuiker, sneeuw. In de vertaling waar we nu mee bezig zijn wordt het hele proces beschreven van het verkrijgen van crack: Cocaïnehydrochloride, kortweg cocaïne genoemd, kan in kristalvorm worden gerookt, crack, die je verkrijgt middels een zuiveringsproces tot de base van de substantie, de freebase, waarvoor ammoniak of water en zuiveringszout wordt gebruikt om hem van de rotzooi te ontdoen waarmee die wordt versneden. Tja, je moet het als vertaler maar weten. En als je het niet weet, zoek je het op. Op internet. 

Ja, en wapens? In een trilogie over een politiecommissaris komen wapens voor. In een historisch oorlogsroman komen wapens voor. Zelfs in een liefdesroman worden wapens gebruikt. Maar wat weet ik nou van wapens? Hoe zit het met kalibers en vizieren? Karabijnen, kalasjnikovs, luchtbuksen, harpoenen. Hoe ziet zo'n geweer er uit? Google images biedt uitkomt, maar is wapens kijken op internet tegenwoordig niet verdacht?

Deze vertaler zit dus regelmatig op wapen- en drugssites te snuffelen. En aangezien ik Italiaanse boeken vertaal zoek ik nog weleens iets op over de Italiaanse (historische) maatschappij: Loden Jaren, bomaanslagen, bloedbaden, fascistische en communistische bewegingen, Rode Brigades, Zwarthemden, partizanen, ss-leuzen, ontvoeringen van ministers, maffiapraktijken, fraude- en omkoopschandalen en meer van dat soort gezelligs. 
 
Ik ga ervan uit dat ik als eenzaam boekvertalertje niet interessant ben voor de geheime diensten op deze aardbol en dat niemand me in de gaten houdt. Anders wordt het toch weer ouderwets door papieren encyclopedieën bladeren.
 

dinsdag 28 mei 2013

Viola & Luce, en hun geheim

In het holst van een zwoele lentenacht krijgt Viola, moeder en echtgenote, een telefoontje van haar man Carlo. Ze neemt echter niet op want ze is bij haar minnaar. Als ze 's morgens het bericht afluistert, hoort Viola dat haar dochter in coma ligt. Verteerd door schuldgevoel spoedt ze zich naar het ziekenhuis. De chirurg vertelt dat de zestienjarige Luce drugs heeft gebruikt en ernstig verzwakt is geraakt. Zij kan alleen overleven als ze een levertransplantatie krijgt. Helaas is de lever van Carlo geen match. En dat heeft een reden: al eerder heeft Viola Carlo bedrogen en sindsdien draagt ze een afschuwelijk geheim met zich mee. Maar als ze het geheim nu niet prijsgeeft, zal Luce overlijden. Viola beseft dat ze tot het uiterste moet gaan om haar dochters leven te redden.

Met deze informatie op het achterplat begon ik aan de roman Viola & Luce van Sara Rattaro, in de vertaling van Saskia Peterzon-Kotte. Als lezer weet je dat er een geheim is, een groot geheim. Je weet ook dat het boek niet zo heel dik is en dat je er dus snel achter zult komen. En meteen vanaf de eerste bladzijde kun je niet wachten om dit grote geheim te ontdekken, want meteen vanaf de eerste bladzijde grijpt het verhaal je naar de keel. Een benauwende situatie. Paniek. Woede. Meteen weet je dat Viola iets heel ergs heeft gedaan.
 
Het geheim is niet zo moeilijk te raden. Al vrij snel komen we erachter dat Viola niet zo'n trouwe echtgenote is. En dat ze dat eigenlijk nooit is geweest. We lezen over haar gecompliceerde verhouding met haar schoonmoeder en over haar man Carlo, die meer van haar houdt dan van zijn eigen leven. In combinatie met wat het achterplat ons vertelt, is een vermoeden snel gevormd. De opbouw van het verhaal houdt ons echter nog even in spanning. De lezer schakelt voortdurend tussen heden en verleden, waardoor hij of zij steeds een nieuw puzzelstukje krijgt aangereikt. Rattaro heeft dat heel mooi gedaan en daarmee een zeer aangrijpend verhaal geschreven. Als je in het heden bent wil je weten wat de voorgeschiedenis is, maar als je in het verleden bent wil je terug naar het heden om te kijken hoe het met Carlo en Luce gaat.
 
We zien de emoties van een vader en een moeder, van Viola en Carlo. We zien de immense impact van een gebeurtenis uit het verleden op het heden. We voelen de sterke band tussen vader en dochter en een moeder die verre van perfect is, maar die ergens wel de sympathie van de lezer wekt, en die op het meest cruciale moment in haar leven tot het uiterste gaat voor haar kind. Want als je het geheim eenmaal hebt ontdekt, dan ben je er als lezer nog niet. Gedane zaken hebben nu eenmaal geen keer en voor Viola komt het moment dat ze verantwoording moet afleggen voor haar daden. En dat doet ze op wonderbaarlijke wijze.
 
Ook benieuwd geworden naar dit 'geheimzinnige' verhaal? Koop dan hier en nu Viola & Luce:
 

donderdag 2 mei 2013

'Bloedgeld' van Edward Hendriks

Toen bij ons de kou en het winterse weer maar aanhield, ging ik op zoek naar wat warmte. Met een goed boek en een kop thee op de bank dacht ik mijn koude dagen wel door te kunnen komen. Een thriller die zich afspeelt in Napels, met de titel Bloedgeld, beloofde me veel goeds. In het zuiden van Italië, in de Case al Sole, zou ik overwinteren.

Een olijfboomgaard, een brandende zon, een koffiebar waar Sofia heerlijke koffie serveert. Ik ben in gedachten in Italië. Al snel breekt het zweet me uit als de hoofdpersoon Wessel geen inspiratie kan vinden voor zijn schrijfopdracht. Hij heeft dringend geld nodig. Zijn vriendin, Sanne, is eigenlijk helemaal niet blij met hun verhuizing naar Zuid-Italië. Warm krijg ik het van de mediterrane hitte. Van de mysterieuze buurman Giorgio en zijn geheimzinnige praktijken. Van de passionele seksscène tussen Giorgio en Sanne in het weekend van Ferragosto, terwijl Wessel een dubieuze opdracht uitvoert voor Giorgio.
Aan het boek gekluisterd ben ik in de angstaanjagende nacht waarin Sofia wordt aangevallen en haar moeder wordt vermoord. Ik kreeg het Spaans - of Italiaans? - benauwd van de beklemmende situatie waarin Wessel zich bevindt als hij verdacht wordt van moord. Met kloppend hart lees ik hoe hij vlucht naar Nederland. Hoe hij vervolgens weer terugvlucht om de belangrijkste deadline van zijn leven te halen.

Hoe de vork precies in de steel zit, weet je - zoals het een goede thriller betaamt - pas aan het einde van het boek. Natuurlijk heb je als lezer vertrouwen in je hoofdpersoon, maar soms vraag je je, net als zijn vriendin toch af: Had de aanhoudende mediterrane hitte zijn hersenen langzaam maar zeker gekookt?

Een heerlijke pageturner om je aan op te warmen. Of om gewoon lekker te lezen. Voor wie van Italië en van spannende boeken houdt, zoals ik. En mocht je het tijdens het lezen echt te warm krijgen, kun je altijd wat verkoeling zoeken in het zwembad op het omslag. Maar je zult zien: dit boek sla je niet snel dicht.
 
Benieuwd? Koop Bloedgeld van Edward Hendriks dan nu:


zondag 14 april 2013

Een goede, snelle of goedkope vertaling?

Als freelance vertaler heb je het er maar druk mee: je moet niet alleen je teksten goed vertalen en op tijd inleveren, je moet daarnaast ook jezelf (en je vertalingen) verkopen. Om nieuw werk te genereren zul je je vertaalkunsten aan de man moeten brengen. Eerst moet je zorgen dat je vertaalopdrachten binnenkrijgt en daarna dat je je klanten tevreden houdt. Kortom, er zit ook een commerciële kant aan het vertalersvak. En dat is een vak apart. Een woordtarief bepalen, reclame maken voor jezelf, vertaalbureaus aanschrijven en ga zo maar door. Uiteindelijk gaat het erom dat ze jou nemen en niet naar de conculega gaan.
 
Voordat ik als freelancer begon heb ik gelukkig eerst wat werkervaring opgegaan en mijn eerste baan was toevallig een zeer commerciële, daar heb ik mooi mijn vruchten van geplukt. Van mij werd verwacht dat ik klanten enthousiast maakte voor Italiaanse buisconstructies en technische aanverwanten. Mijn collega in de buitendienst zou daarna de bal inkoppen. Vers van de universiteit had ik nog nergens kaas van gegeten, maar mijn eerste baas was een ster in verkopen. Die heeft mij de fijne kneepjes van de verkoopkunst bijgebracht. Dat betekent niet dat ik nu mensen vertalingen aansmeer die ze niet nodig hebben, maar ik heb wel een ding geleerd dat ik graag zou willen delen met andere vertalers, en met name met vertaalbureaus:
 
Iedere aanbieder van welk product of welke dienst dan ook biedt een bepaalde kwaliteit, heeft daarvoor een bepaalde levertijd nodig en vraagt voor dat alles een prijs. Dit zijn drie zeer belangrijke elementen: kwaliteit, levertijd en prijs. Welke klant zou die nou niet alle drie tegelijk hebben? In mijn geval dus een snelle, goede en goedkope vertaling. Dat betekent dat een welwillend vertaler snel en goed zijn best moet doen, maar daar niet voor beloond hoeft te worden. Maar vertalen is toch gewoon een vak? En een vertaling is toch gewoon een product?
 
In de commerciële wereld hebben ze het volgende afgesproken: je mag van de drie bovengenoemde elementen er twee uitkiezen, geheel naar eigen keuze. Een snelle en goedkope vertaling? Kan, maar dat is dan natuurlijk nooit een heel goede. Kwaliteit belangrijk, maar weinig budget? Dat kan, alleen dan niet meteen. Liever toch snel in huis en wel een goede vertaling? Dan zul je wat dieper in je buidel moeten tasten.
 
Dat is toch een eerlijke deal? Wij vertalers houden van ons vak, maar moeten ook brood op de plank brengen en 'erger' nog: we willen graag serieus genomen worden. Dus beste vertaler die voor 6 cent per woord zit te ploeteren, bedenk dit: heb je toch snel en goed werk geleverd? Dan ben je óf een dief van je eigen portemonnee óf je hebt gebrek aan eigenwaarde.
 

donderdag 4 april 2013

Bologna, en hoe het allemaal begon...

In groep 7 kregen we de opdracht om in groepjes van vier een werkstuk te schrijven over een (Europees) land. Ik kan me nog goed herinneren dat ik volmondig 'Italië!' riep. Ik weet alleen niet meer waarom. Dat werkstuk heb ik nog steeds. Mijn favoriete stuk gaat over Bologna. Ik weet niet meer wie van ons het heeft geschreven, maar er staat: In Bologna staan twee torens, de "Due" en de "Torri". Fantastisch! Nu weet ik dat due 'twee' betekent en torri 'torens'. En dat die twee torens in Bologna de Asinelli en de Garisenda heten.
 
Nu weet ik ook dat het de stad van de drie T's is: Torri, Tette e Tortellini.  In eerste instantie dacht ik dat tette (tieten) een typefout was en dat het tetti (daken) moest zijn. Bologna is namelijk fameus om haar rode daken. Daarom wordt ze ook wel la rossa genoemd. Ook vanwege het veelal communistische karakter van haar inwoners. Maar ze is ook la grassa (de vette), vanwege de heerlijk en ietwat dikmakende keuken. En ze is  la dotta (de geleerde), vanwege de oudste universiteit van Europa die zich in haar midden bevindt. Die tieten worden overigens schaamteloos getoond op een grote fontein op het Piazza Nettuno. Ik heb me laten vertellen dat Bologna van nogal losbandige aard is.
 
Vanavond ga ik terug naar deze stad, waar welbeschouwd de basis is gelegd voor mijn carrière als italianist. Waar mijn passie voor Italië en de Italianase cultuur is uitgebloeid tot wat eerst een obsessie was en nu onlosmakelijk deel uitmaakt van mijn leven.

In 2002, na mijn eerste studiejaar ging ik op negentienjarige leeftijd helemaal alleen met het vliegtuig naar Bologna. Dat was toen nog heel spannend. Ik had alle grammatica geleerd en al mijn tentamens gehaald. Het zou goedkomen!
We gingen een zomercursus doen aan het CILTA (Centro Interfacoltà di Linguistica Teorica e Applicata). Alle deelnemende studenten hadden een studentenhuis toegewezen gekregen waar ze tussen de Italiaanse studenten zouden vertoeven. Mij was het meidenhuis ten deel gevallen. Alleen maar dames en ik had niet eens mijn eigen kamer. Die moest ik delen met een Italiaanse die bij mijn aankomst niet aanwezig was, maar wel na mijn eerste (stap)avond in haar bed op mijn kamer lag toen ik om vier uur 's nachts thuiskwam.
Onze lessen waren 's ochtends, van 09.00 tot 13.00. Daarna waren we vrij. Vrij om onze taalkennis in de praktijk te brengen. Die praktijklessen vonden echter veelal 's avonds plaats. Tijdens het uitgaan. In de Ierse pub, in de Giardini Margherita, in de Baraonda. En al gauw waren de lessen op school niet meer zo interessant.
 
In Bologna heb ik mijn eerste droom in het Italiaans gedroomd. Dat schijnt een teken te zijn dat je de taal onder de knie hebt. Ik denk dat ik gewoon een beetje dronken was. In Bologna heb ik kennis gemaakt met Tiziano ferro, met carabinieri en pasta al pesto. In Bologna kwam ik erachter dat Italiaanse mannen zich niet generen bij hun versierpogingen. En dat mensen je op straat veelal groeten en winkeliers en barmannen je de volgende dag herkennen. Dat zelfs de uitsmijter van onze stamkroeg me vier jaar later nog niet is vergeten. In Bologna heb ik elf jaar geleden een vriendschap gesloten die nog altijd voortduurt en met de jaren steeds sterker is geworden. Het is om deze vriendschap dat ik vanavond terugga naar Bologna!
 
 

zaterdag 30 maart 2013

Ora legale o solare?

Vanavond wordt de klok weer verzet. Hoewel het nog niet zo voelt, komt de zomer eraan en dan zetten we altijd de klok een uur vooruit, zodat we ’s avonds een uurtje langer licht hebben. Helaas betekent dit bij ons niet automatisch dat we dan ook een uurtje langer warmte hebben.
 
In Italië spreken ze van l’ora solare en l’ora legale. Het woord solare doet denken aan de zon en dus aan de zomertijd. Toch is dat niet zo. In Nederland spreken we van zomertijd en wintertijd, maar eigenlijk is er maar één natuurlijke tijd, die van de zon. In de oudheid werd het dagritme aangepast aan de duur van de dag. Bij de Romeinen begon de dag gewoon bij zonsopgang en kwam bij zonsondergang weer tot een einde: l’ora solare.
 
De zomertijd is door ons mensen bedacht. Op deze manier kunnen we beter gebruik maken van de zonuren en kosten besparen op de energie, doordat we 's avonds de lampen minder lang aan hoeven te doen. Op Wikipedia kwam ik te weten dat men in Italië in 1966 is begonnen met het instellen van de zomer- en wintertijd. Dit is bij wet vastgelegd, en daarom spreekt men in Italië van legale, wettelijk.
 
Voor de Italiaans schrijver Francesco Piccolo is het verplaatsen van de wijzers een moment van onverwacht geluk. Zo schrijft hij:
 
De dag waarop de zomertijd ingaat, of de wintertijd. Omdat niemand weet of deze keer de wintertijd ingaat in plaats van de zomertijd, of de zomertijd in plaats van de wintertijd; en of we ’s nachts een uur langer of een uur korter kunnen slapen. Dit veroorzaakt dodelijk vermoeiende discussies, die doorgaan totdat het uur waarop de wijzers worden verplaatst voorbij is en daarmee is ook het eventuele extra uurtje slaap tenietgedaan. Want er is altijd wel iemand die, ook al hebben ze het voor hem op papier uitgetekend, niet overtuigd is en zegt dat het volgens hem het tegenovergestelde is: oftewel, dat we een uur langer kunnen slapen en niet een uur korter zoals jullie allemaal zeggen (of een uur korter en niet langer).
Als je geeuwt, of zegt dat je honger hebt, of moe bent, is er altijd wel iemand die je helpt herinneren dat dat logisch is, want het is tien uur, maar eigenlijk is het elf uur; het is twee uur, maar eigenlijk is het één uur. En dan, wanneer om zeven uur ’s avonds de zon nog zo hoog staat en je ontroerd raakt, omdat je inmiddels voelt dat de lente is begonnen, en je zegt ‘wat heerlijk, de dagen worden langer’, vertellen ze je dat het niet helemaal zo is, want het klopt dat het zeven uur is, maar eigenlijk is het zes uur en alleen daarom staat de zon nog hoog.
En zo word je meteen weer verdrietig.
Maar het is wel leuk wanneer in het hoekje onderin op de eerste pagina van de krant een tekening staat van een klok met het onderschrift: vergeet niet vannacht de klok een uur vooruit (of achteruit) te zetten. En de dag erna staat er: hebben jullie eraan gedacht de klok een uur vooruit (of achteruit) te zetten?
 
Dus vanavond niet vergeten! En wil je nog meer van dit soort grappige stukjes lezen? Koop dan het boekje Momenten van onverwacht geluk van Francesco Piccolo:


 
 
 

maandag 25 maart 2013

Europees Referentiekader

Iedereen die op wat voor manier dan ook een vreemde taal verwerft, wordt er weleens mee geconfronteerd: het Europees Referentiekader, een raamwerk waarmee het kennisniveau van verschillende moderne talen kan worden vergeleken. Je ziet het op alle lesboeken staan en alle taalcursussen vertellen je precies tot welk taalniveau ze je zullen brengen. Maar wat houdt het nu precies in?

Het referentiekader is gebaseerd op vijf taalvaardigheden: lezen, luisteren, gesprekken voeren, spreken en schrijven. Er zijn verschillende niveaus: A1 en A2 (basisgebruiker), B1 en B2 (onafhankelijke gebruiker) C1 en C2 (vaardige gebruiker). Op beginnersniveau ben je vooral in staat om eenvoudige gesprekken te voeren over jezelf, je familie en je werk. Op B-niveau breiden de vaardigheden zich uit naar actuele onderwerpen en het uiten van meningen. Dan kun je bijvoorbeeld "artikelen en verslagen lezen die betrekking hebben op eigentijdse problemen, waarbij schrijvers een bijzondere houding of standpunt innemen". Ben je een vaardige taalgebruiker op C-niveau dan kun je moeiteloos allerlei teksten lezen, begrijpen en schrijven en verschillende gesprekken, discussies en redeneringen volgen en voeren. Klik hier voor het complete overzicht van alle vaardigheden en niveaus.

Wil je meer weten over het Europees Referentiekader? Kijk dan eens op de website.

Wie om verschillende redenen - werk, inburgering, toelating tot universiteit - een taalcertificaat nodig heeft, kan daarvoor een examen afleggen en op die manier aantonen op welk niveau hij of zij de vreemde taal beheerst. Voor de Italiaanse taal worden dergelijke examens en certificaten aangeboden door de Universita per Stranieri van Siena (het CILS-examen) en Perugia (CELI-examen), maar ook door de Università degli Studi di Roma Tre en de Società Dante Alighieri.
Bij het Istituto di Cultura Italiano in Amsterdam kun je een examen afleggen en zo'n officieel certificaat bemachtigen. Klik hier voor info over inschrijving en dergelijke. In juni 2012 heb ik mij gewaagd aan het CELI-5. Dat is het hoogst haalbare niveau in Perugia. Op het examen worden alle vijf de vaardigheden getoetst. Zo is er een onderdeel begrijpend lezen, moet je zelf een geschreven tekst produceren, krijg je een luisteroefening en een grammaticatoets en moet je een mondeling tentamen afleggen met een Italiaanse docent van het instituut. Ik heb het examen gehaald en mijzelf dus near native noemen.

Zo'n examen is best pittig, want je weet van tevoren niet met wat voor teksten je te maken zult krijgen. Wie zich nog de taalexamens van de middelbare school herinnert, weet wat hem ongeveer te wachten staat. Uiteraard kun je je er wel op voorbereiden: veel oefenen en alle voorgaande examens doornemen. Wil je dat liever niet alleen doen, dan help ik je daar natuurlijk graag bij. En wie weet heb jij dan binnenkort ook zo'n mooi certificaat!

woensdag 27 februari 2013

Een spannende boekvertaling

Zo, daar ligt-ie dan. Op 15 maart 2012 kwam het werkexemplaar binnen, en nu ligt de vertaling op de mat. Het was een flinke pil, 669 pagina's. Gelukkig hoefde ik al die woorden niet alleen te vertalen. Zoals altijd deed ik dat met co-vertaalster en goede vriendin Mara Schepers. Hoe we dat doen kun je hier lezen.

Nu dan dus een thriller. Na de romans van Mazzantini was dat even iets heel anders. Een verhaal dat plot driven is en stilistisch iets minder ingewikkeld in elkaar zit. Een verhaal met veel spanning, moord en doodslag en veel verschillende personages, waarvan je alle namen moet onthouden. Wellicht geen literair hoogstandje, maar minstens zo spannend om te vertalen. Leuke bijkomstigheid is dat dit boek pas het eerste deel is van een heuse trilogie. We zijn al bezig met twee deel en deel drie ligt nog in het verschiet voor later.
 
Nu dus een thriller, of zoals dat in het Italiaans heet een giallo (geel). In 1929 begon de uitgeverij Arnoldo Mondadori Editore met het uitgeven van een reeks politieromans onder de naam I libri gialli. Deze boeken hadden allemaal een geel omslag. In april 1946 werd deze serie omgedoopt tot Il Giallo Mondadori (voor de volledige lijst met titels, zie wikipedia). Deze reeks was zo populair, dat de naam is overgenomen voor het genre en inmiddels zijn er bij verschillende uitgevers politie- en misdaadromans verschenen onder deze noemer.
 
Onze giallo is echter wel wat meer dan een simpele whodunit. We zien in 1982 een moord op een gewoon meisje, een goede buurt in Rome, een politieagent met een duister verleden. We zien in 2006 een verdwenen Roemeense prostituee, een politiek verdeeld land, een politieagent met schuldgevoelens. Costantini laat ons de zwarte kant van de Italiaanse maatschappij zien: corruptie, zwartgeld, racisme. Armoede, wanhoop en prostitutie. Deze maatschappij wordt op ingenieuze wijze weerspiegeld in de personages. De hoofdpersoon is politieagent Balistreri, een lusteloze, arrogante en egoïstische vrouwenversierder, wiens leven draait om drank, sigaretten, vrouwen en poker. Wellicht niet een personage dat meteen de sympathie van de lezer wekt. Zijn vriend Dioguardi is zijn tegenbeeld: trouw, gematigd en beheerst. Beide personages belichamen zowel het goede als het kwade, het feit dat er in ieder mens een engel en een duivel schuilt.
 
Jij bent het kwaad is een pageturner met diepgang. De plot is spannend, uitdagend en confronterend, en je wilt het boek niet wegleggen voordat je weet hoe de vork in de steel steekt. Als het boek uit is, ben je wellicht van Balistreri gaan houden, of in elk geval nieuwsgierig geworden naar waarom hij is geworden wie hij is. Dan is het, zoals het een goede trilogie betaamt, tijd voor deel twee.

Nieuwsgierig? Bestel meteen deel 1:

donderdag 31 januari 2013

Google translate or me?

Even was ik bang dat ik als vertaler overbodig zou worden. Ik had al eens een aanvraag gekregen van iemand die zijn website door Google translate had gegooid, ik hoefde de tekst alleen maar te controleren. Daar heb ik vriendelijk voor gepast. Vertalen is mensenwerk. In die stelling werd ik deze week een paar keer gesterkt.
Na het aftreden van onze koningin schoten de woordgrappen als paddenstoelen uit de grond. De strenge vorst was net voorbij en nu namen we ook afscheid van onze regerend vorst. Het verbaast me dat twee zulke verschillende dingen met hetzelfde woord worden uitgedrukt en vraag me dan ook af wat een Italiaan daarvan zou vinden. Uit nieuwsgierigheid ging ik eens kijken wat Google translate met dat woord zou doen in het Italiaans, de taal waarmee ik werk. Het antwoord was gelo (het vriezen), geen woord over heersers en koningen. Vertalen in het Engels leverde wat meer op, maar ook daar was frost de eerste keus.
 
Toen ik voor een vertaling worstelde met de vraag wat er in het Italiaans gebeurt met L'Aia (Den Haag) als er een voorzetsel voor staat (in Den Haag), aangezien in het Italiaans het voorzetsel altijd wordt samengetrokken met het lidwoord (is het dus all'Aia of a L'Aia?) kwam dit eruit:

 
Londra ligt naar mijn weten nog steeds aan de andere kant van de Noordzee, dus nee, Google translate, dit is niet de juiste vertaling. Misschien had ik Den Haag ook niet met kleine letters moeten schrijven? Met hoofdletters komt er tenminste L'Aia uit, maar het voorzetsel wordt voor het gemak maar 'wegvertaald'. En zo zijn er tal van grappige voorbeelden van de vertaalkunsten van Google (ooit al eens 'mannen zijn mannen en mannen horen in de keuken' laten vertalen?) 
 
Af en toe maak ik toch gebruik van deze wannabe vertaler. Meestal om inspiratie op te doen als ik even niet op een woord kom of als ik het echt niet meer weet. En dat is prima. Zolang het echte werk maar gewoon door een goed stel hersenen wordt uitgevoerd.
 
I rest my case.
 
P.S. Zoek je een echte vertaler Italiaans? Kijk dan gewoon op www.miriambunnik.nl.

maandag 14 januari 2013

Het geheim van Berlusconi

Ik heb ooit een boek vertaald over Berlusconi. Dat was toen een behoorlijke haastklus, omdat men B. al aardig zat was en hij misschien wel weggestemd zou worden, of beter nog: zou aftreden. Toen dat eenmaal gebeurde, leek Italië eindelijk verlost te zijn van deze zelfingenomen grapjas. De hoop groeide dat hij nooit meer terug zou komen in de politiek en even leek het daar ook op uit te draaien.

Nu Italië dit jaar voor de zoveelste keer naar de verkiezingen gaat, komt Berlusconi echter weer volop in beeld. Het gerucht gaat dat nu men aan de linkerkant de overigens ook niet al te jonge Bersani heeft gekozen, hij de strijd wel weer aandurft. Met als gevolg dat we nu opnieuw dagelijks worden geconfronteerd met de meest uiteenlopende nieuwtjes over Berlusconi's politieke en sociale leven: zo zou hij een 28-jarige vriendin hebben, zijn ex-vrouw 100.000 euro per maand alimentatie moeten betalen, wel of geen premier willen worden, toch liever minister van Economie willen worden en praktisch alle wijzigingen van Monti weer ongedaan willen maken. Of het allemaal waar is of niet, maakt eigenlijk niet uit. Bersluconi wil graag dat er over hem gesproken wordt. Negatieve aandacht is nog steeds aandacht.

Wat is toch het geheim van deze Berlsuconi? Waarom vergaat dit onkruid niet? Want waarom staan er nog steeds mensen luidkeels Meno male che Silvio c'è (Gelukkig dat Silvio er is) te zingen? Het wordt u allemaal door Beppe Severgnini uitgelegd in het boek Berlusconi en de Italianen. Severgnini somt tien factoren op die het succes van onze vriend B. kunnen verklaren (later is nog een elfde factor toegevoegd). Daarbij komen natuurlijk de mannelijke driften aan bod, en het feit dat er in Italië geen alternatieven zijn. Maar ook de tweestrijdigheid van de Italianen, het individualisme, het opportunisme. Berlusconi is eigenlijk niet meer dan de vrucht van een maatschappij, een logisch gevolg. Het enige wat hij hoeft te doen is zich aan te passen. Want zeg nou zelf, welke Italiaan wil diep vanbinnen, zonder daar openlijk voor uit te komen, ook niet zo’n mooi, jong meisje aan z’n zij? Welke Italiaan denkt nou niet eerst aan zijn eigenbelang en dat van zijn familie? Zonder alle Italianen over dezelfde spreekwoordelijke kam te scheren, denk ik dat dit boek een aantal (eventueel pijnlijke) waarheden bevat. Voor de Italofielen onder ons een echte aanrader!